Nu beschikbaar! Gratis hoofdstuk uit het boek "Scherpschutter-opkomst
In het kader van de promotie van mijn tweede boek "Scherpschutter-opkomst" deel in hieronder een hoofdstuk van het boek. Maakt het hoofdstuk je nieuwsgierig naar meer? Het gehele boek is verkrijgbaar in de webshop van uitgeverij boekscout, Boekscout: Scherpschutter van Maarten Bart de Jonge. Veel leesplezier.
Op de vlucht (30 juni 2001)
‘Jack, wordt wakker.’
De jongen schok toen hij wakker werd gemaakt door zijn stiefvader. Hij zag aan het gezicht van Ryan dat er iets mis was.
‘Wat is er?’
‘Weet ik niet zeker. Kom voor de zekerheid maar uit bed en kleed je aan. Hou je stil.’
Terwijl hij zijn trui aantrok hoorde ook Jack geluid buiten de hut. Hij hoorde een tak afbreken en voetstappen. Zo stil mogelijk bleef hij naast zijn bed staan. Ryan, die weer bij de tafel was gaan staan, had zijn pistool in zijn rechterhand. Het geluid van de voetstappen verdween en het werd weer stil buiten. Zowel Jack als Ryan stonden aan de grond genageld om te voorkomen dat ze geluid maakten. Het enige wat te horen was, was het geluid van het doorladen van het pistool van Ryan. Een minuut lang bleef het stil.
Ineens klonk er een harde knal en direct vloog de houten deur open. In een reflex richtte Ryan zijn pistool op de deur. Door de rook van het kleine explosief dat gebruikt was om de deur van zijn slot te krijgen, zag hij niets. Toen de rook optrok zag hij door de deuropening het licht van de maan naar binnen schijnen. Verder was er niets te zien. De koude lucht kwam de hut binnen waaien. Gespannen keek Jack naar zijn stiefvader die zijn aandacht geen seconde van de deuropening af haalde en zijn wapen naar voren gericht hield. Hij gebaarde Jack om verder tegen de achterste muur van de hut te gaan staan, zover mogelijk verwijderd van de deur.
‘Blijf daar staan,’ fluisterde hij.
Ryan liep voorzichtig naar de openstaande deur. Zijn pistool hield hij voor zich, klaar om te schieten. Twee meter voordat hij bij de deur was werd er van buiten een klein voorwerp de hut in gegooid. Het projectiel ging af en zorgde voor een felle flits. Ryan werd kort verblind waardoor de twee mannen die buiten stonden te wachten hun kans zagen om naar binnen te stormen. Het eerste schot werd gelost en trof Ryan in zijn rechteronderarm, waardoor hij zijn pistool op houten vloer liet vallen. Ondanks het schot slaagde hij erin de voorste man met zijn linkerhand een vuistslag tegen zijn slaap te geven nadat hij zelf de eerste vuistslag van de man had ontweken.
‘Klim het raam uit!’ riep hij tegen Jack, terwijl hij zich zonder ook maar een moment van aarzeling op de tweede onbekende man stortte. De man gooide zijn eigen lichaam tegen dat van Ryan waardoor beiden hard op de grond vielen. In zijn val zag Ryan het grote mes dat zijn tegenstander in zijn linkerhand vasthield. Het lukte hem om een kopstoot uit te delen tijdens de worsteling die ontstond. Ondertussen was het Jack gelukt om de houten luiken van een van de ramen van de hut te openen. De jongen greep naar zijn jachtgeweer, dat hij voor het slapen gaan naast zijn bed had gelegd, en klom behendig het raam uit terwijl een paar meter achter hem zijn stiefvader verwikkeld was in een worsteling met een van twee indringers. De man die als eerste de hut in was komen rennen begon bij te komen en zag hem het nog net voordat hij uit het raam verdween. Nog wat wazig van de vuistslag tegen zijn slaap slaagde hij erin op zijn benen te gaan staan. Hij besteedde geen seconde aandacht aan zijn collega, die in een hevig gevecht met Ryan was verwikkeld, pakte zijn pistool van de grond en stapte op het raam af waar Jack nog geen vijf tellen eerder uit gevlucht was. Eenmaal buiten keek de man om zich heen. Als hij twee tellen later het raam uit was geklommen, had hij gezien hoe zijn doelwit achter een paar dikke bomen verder het dichte bos in verdween. Vliegensvlug bracht de man zijn arm omhoog en haalde twee keer de trekker van zijn wapen over. Beide kogels raakten een van de bomen, waarachter Jack uit het zicht was verdwenen.
De man begon aan de achtervolging van de zestienjarige jongen. Ook Ryan hoorde de schoten buiten de hut. Hij vreesde voor de veiligheid van zijn stiefzoon en wist dat hij zo snel mogelijk een eind moest maken aan het gevecht. Hij slaagde erin het mes van zijn tegenstander af te pakken. Het gevecht werd besloten door een messteek in de hand van de onbekende aanvaller. Snel stond Ryan op, liep naar de kast tegen de achterste muur van de hut en pakte heen aantal tie wraps die hij gewoonlijk zou gebruiken voor het vastbinden van de poten van gevangen prooi. Met een van de tie wraps bond hij de polsen van zijn belager aan elkaar vast. Ook bond hij de enkels van de man samen om vervolgens beide aan elkaar vast te binden. Zijn pistool raapte hij op van de grond, stopte het tussen zijn riem, pakte zijn jachtgeweer van tafel en rende de hut uit.
Jack keek om zich heen. Terwijl hij zijn volgende stap overwoog gaf hij zichzelf kort de tijd om op adem te komen. Het beetje maanlicht hielp hem te bepalen waar hij was. Zijn achtervolger had hij niet meer gezien sinds hij een kleine twintig minuten geleden vlak achter zich twee kogels in had horen slaan in een van de bomen waar hij langs was gerend. De koude Ierse lucht zorgde voor kippenvel op zijn armen. Om hem heen was alleen de wind te horen die door de boomtoppen blies. Hij bevond zich vier kilometer ten noorden van de hut, nog steeds diep in het bos. Ondanks de ernst van de situatie slaagde hij erin om helder te blijven nadenken en toen hij weer voldoende op adem was besloot hij verder in noordelijke richting te rennen.
Terwijl hij door het donker bewoog keek hij scherp om zich heen, met zijn jachtgeweer in de aanslag. Zijn ogen waren inmiddels gewend aan de duisternis, waardoor het hem lukte om zijn omgeving in de gaten te houden. Vierhonderd meter verderop liep het bos over in een open vlakte. Aan de grens van het bos bleef hij weer staan, iets hield hem tegen om de vlakte op te lopen. De dekking van het bos gaf een veilig gevoel. Even overwoog hij om terug richting de hut te gaan in de hoop dat Ryan hem makkelijker zou kunnen vinden. Tijdens zijn gedachte werd de stilte van de nacht opeens doorbroken. Het geluid kwam uit het bos achter hem. In de verwachting de herkomst van het geluid te zien draaide hij zich om. Hij keek het verlaten bospad af opzoek naar beweging maar zag niets. Twee tellen later was het geluid weer te horen. Jack kon niet plaatsen wat hij hoorde maar aarzelende geen seconde meer, draaide zich weer om en rende in hoog tempo de open vlakte op. De angst sloeg toe, vooral toen hij een derde keer hetzelfde geluid hoorde. Het licht van de maan en de sterren was te beperkt om goed te zien waar hij heen rende maar dat weerhield hem er niet van om zo snel mogelijk de afstand tussen hem en het bos af te leggen. Vlak nadat hij het krakende geluid voor de derde keer hoorde klonk er een doffe knal achter hem. Het geluid van het geloste schot vulde de stille nacht.
Tweehonderd meter bij het bos vandaan draaide hij, tijdens het rennen, zijn hoofd om te zien of hij achter zich iets kon zien. Op dat moment verloor hij zijn evenwicht en kwam met een harde klap op de grond van het smalle pad terecht, dat tussen het hoge gras doorliep. Zijn voorhoofd sloeg tegen een steen waardoor hij meteen begon te bloeden. Al snel stroomde een grote hoeveelheid bloed vanuit de wond over zijn gezicht naar beneden. De eerste poging om op te staan mislukte, een stekende pijn in zijn rechterenkel maakte het onmogelijk. Na een blik richting zijn benen werd duidelijk wat de pijn in zijn enkel had veroorzaakt, hij was tijdens zijn vlucht in een konijnenhol gestapt. Achter hem doorbrak een lichtbundel de duisternis. Het licht van de zaklamp scheen vanuit het bos de open vlakte op. Zodra hij het licht zag begon hij te tijgeren. Eenmaal tussen het hoge gras deed hij een poging om te zien waar de lichtstraal vandaan kwam.
‘Jack O’Hara!’
De stem kwam vanuit het donkere bos. Verschrikt keek Jack op. Zodra zijn naam een tweede keer werd geroepen, raakte de jongen in paniek. Het was een hele poos geleden dat hij de naam O’Hara had gehoord en nog langer geleden dat hij deze in combinatie met zijn voornaam had gehoord. Hij verbeet de pijn in zijn enkel, slaagde erin nog verder het hoge gras in te tijgeren en hield zich zo stil mogelijk. Door het vochtige gras kreeg hij het nog kouder dan hij het al had, maar hij bleef liggen waar hij lag zonder zich te verroeren. Het bloed van zijn hoofdwond had inmiddels meer dan de helft van zijn gezicht roodgekleurd. Met zijn shirt veegde hij het bloed voor zijn ogen weg terwijl hij gespannen tussen hij hoge gras lag. Boven zijn hoofd scheen het licht van de zaklamp van rechts naar links. Weer werd de naam Jack O’Hara geroepen.
Dankzij zijn getrainde oog was het Ryan vrij snel gelukt om het spoor van de achtervolger van Jack op te pakken. Op het smalle pad door het bos waren de voetstappen van zowel Jack als zijn achtervolger zichtbaar in het licht van de zaklamp van de rechercheur. Het spoor liep noordwaarts, steeds verder van de hut vandaan. Ryan volgde het smalle pad dat recht tussen de dikke bomen van het bos liep. Aan het spoor te zien hadden zijn stiefzoon en zijn achtervolger ook over dit pad gelopen, lang geleden kon het niet geweest zijn. Ryan verhoogde zijn. Met zijn zaklamp naar beneden schijnend merkte hij dat de grond steeds droger werd, waardoor het moeilijker werd om de sporen te onderscheiden. Na twintig minuten achtervolgen kwam hij tot stilstand, hurkte neer en scheen met zijn zaklamp op de grond voor zich. Zijn oog viel op een paar voetafdrukken in de aarde van het pad die gezien de grootte zeker niet van Jack waren. Hij nam een aantal seconden de tijd om de afdrukken te onderzoeken.
Uit het niets werd de stille nacht bruut verstoord door een harde knal. Het geluid weerklonk in het bos. Met een ruk kwam Ryan weer overeind en keek zorgelijk om zich heen. Zijn zestienjarige stiefzoon was ergens in deze weidste omgeving op de vlucht voor een gewapende onbekende man met een onduidelijk doel. Door de echo van het schot was het moeilijk om op te maken waar het vandaan kwam. Na nog een laatste blik op de voetafdrukken begon hij te rennen, zijn jachtgeweer in zijn rechterhand en de zaklamp in de linker. Zijn gedachten volgden elkaar in hoog tempo op terwijl hij het smalle bospad afrende in de richting van de noordelijke rand van het bos. Ryan wist dat Jack bekend was met dit deel van het bos en met de open vlakte waar het bos op uit kwam. De kans was groot dat de jongen in zijn vlucht naar bekend terrein zou gaan, bedacht hij zich. Na anderhalve kilometer eindigde het bos abrupt en veranderde het landschap. De rechercheur bleef aan de rand van het bos staan en keek om zich heen in een poging de verdere vlucht van zijn stiefzoon in te schatten. Zijn blik gleed over de open vlakte voor zich. Het licht van zijn zaklamp viel op een klein voorwerp op de grond een meter voor zijn voeten. Hij ging door zijn knieën en veegde de aarde weg rond het kleine voorwerp. Toen hij zag wat het was keek hij de open vlakte over. Niets te zien, niets dat duidde op de aanwezigheid van Jack of die van zijn achtervolger. Ineens werd de stilte doorbroken door een tweede doffe knal, snel gevolgd door nog een schot. Nog geen twee tellen later rende Ryan de open vlakte op in de richting vanwaar hij dacht het schot te hebben gehoord. Terwijl hij gehaast door het gras liep stopte hij zijn zaklamp weg, slingerde hij zijn jachtgeweer aan de schouderband op zijn rug en pakte hij zijn handvuurwapen uit de holster op zijn heup. Met het wapen voor zich uit gericht speurde hij, met behulp van het licht van de maan, de omgeving af. Dertig meter van de rand van het bos af bleef hij weer stil staan. Heel vaag kon hij een aantal tientallen meter schuin voor hem een gestalte onderscheiden. Ryan hurkte voorzichtig neer. Met zijn rechterhand hield hij zijn pistool op de gestalte gericht terwijl hij met zijn linkerhand de zaklamp weer pakte. Hij bracht de zaklamp omhoog en hield hem vlak onder het wapen.
‘Handen omhoog!‘ riep hij.
Met een klik zette hij de gestalte, die met zijn rug naar hem toestond, in het licht. Jack draaide zich moeizaam om en keek met zijn handen omhoog richting zijn stiefvader.
‘Jack!
Ryan stond op en rende op de jongen af. Opgelucht sloot hij hem in zijn armen. Hij zag dat zijn stiefzoon geen gewicht op zijn linkerbeen zette en dat zijn gezicht rood van het bloed was. Bezorgd keek hij de hoofdwond na.
‘Wat is er gebeurd? Ben je oké?’
‘Ja.’
Vijf meter voor de voeten van de zestienjarige Jack lag het levenloze lichaam van zijn achtervolger. Ryan liep op de man af, hurkte neer bij het lichaam en controleerde of hij een pols voelde. In de rug van het slachtoffer zaten twee kogels een paar centimeter uit elkaar. Hij keek achterom en zag in het licht van zijn zaklamp de geschrokken blik van zijn stiefzoon die hem met grote ogen aan keek. De jongen stond aan de grond genageld en hield, zonder enige uitdrukking op zijn gezicht, de verrichtingen van Ryan in de gaten.
‘Is hij dood?’
‘Ja, ik voel geen hartslag meer.’
Ryan draaide zich om en richtte zijn blik op het jachtwapen in de handen van Jack. De jongen ging op de bebloede steen zitten waar hij een kleine tien minuten geleden zijn hoofd tegen had gestoten. Hij wist duidelijk niet wat hij aan moest met de situatie.
‘Wat moeten we nu doen?’ vroeg hij zachtjes toen hij zijn stiefvader weer aankeek.
‘Kom, we gaan terug naar de hut. Het is goed jongen, we lossen dit wel op. Hier, trek mijn jas aan. Je zult het wel koud hebben.’
Jack trok de jas aan terwijl Ryan uitgebreid naar de hoofdwond keek. Hij trok zijn trui en shirt uit. Vervolgens trok hij zijn trui weer aan en gebruikte zijn shirt om tegen de wond te drukken.
‘Hou deze tegen de wond aan gedrukt. Kan je lopen?’
Al snel bleek dat de jongen niet in staat was gewicht te zetten op zijn gewonde rechterenkel.
Er was geen tijd te verliezen, wist Ryan, terwijl hij zijn wapen terug in zijn holster stopte. Hij besloot zijn stiefzoon te dragen, er zat niets anders op. Met Jack op zijn rug liep Ryan in gestaag tempo terug naar de hut. Ze lieten het lichaam tussen het hoge gras liggen en liepen het bos weer in. Met zijn jachtgeweer in zijn hand liep hij de korte route terug naar de hut. Ook Jack hield zijn wapen gereed om te schieten voor het geval het nodig zou zijn. Gedurende de terugtocht hielden ze zich zo stil mogelijk, terwijl ze de omgeving scherp in de gaten hielden. Drie kwartier later zagen ze de hut verschijnen tussen door bomen door. De aanblik van de hut met de opengeslagen deur bezorgde Jack een rilling over zijn rug. Zijn gedachten gingen terug naar het moment dat de twee onbekende mannen de deur hadden opgebroken en op hem en zijn stiefvader af waren gekomen. Alles was zo snel gegaan en hij had nauwelijks de tijd gehad om te kunnen reageren op de situatie. De gedachten deden zijn gemoedstoestand geen goed. Er was niet veel over van zijn onbevreesde houding en de blik van de openstaande deur gaf hem geen goed gevoel. Hij schok op uit zijn gedachten zodra het geluid van het schot het donkere bos vulde.
‘Waarschuwingsschot,’ was het enige wat Ryan zei terwijl zijn geweer liet zakken en voorzichtig verder liep.
Bij de deur aangekomen richtte hij zijn geweer naar binnen, op de man die hij vastgebonden op de grond achter had gelaten. De man keek hen aan met een kille, lege blik in zijn ogen toen Ryan met Jack op zijn rug door de deuropening de hut binnen kwam lopen. Hij zette de jongen neer op de bank in de hoek van de hut en pakte de verbandkoffer die aan de muur hing om vervolgens te beginnen met het schoonmaken van de hoofdwond. Daarna keek hij de enkel van zijn stiefzoon na.
‘Die is verzwikt zou ik zeggen. De enkel is al flink dik. Helaas hebben we niets om te koelen maar we laten de enkel zo snel moeilijk nakijken door een arts. Oké? Het komt goed. Nog even volhouden, ik haal je hier zo snel mogelijk weg.’
Ryan richtte zijn aandacht weer op de man die op de grond lag. Hij zette een stoel naast hem neer, sneed de tie wraps door waarmee de polsen en de enkels van de insluiper aan elkaar vast waren gebonden en zette hem hardhandig op de stoel. Zelf pakte hij een tweede stoel en ging tegenover hem zitten. Het mes, dat gewoonlijk gebruikt werd om gevangen vis of wild mee schoon te maken, had hij van de tafel gepakt voordat hij was gaan zitten. De onbekende man keek naar het mes en keek toen naar Ryan.
‘Wie ben je?’
Terwijl hij de vraag stelde richtte Ryan het lemmet van zijn mes op de man die voor hem zat. De twee zaten nog geen meter van elkaar af. Jack keek vanaf de bank toe hoe de normaal zo zachtaardige Ryan dreigend voor de onbekende man zat. Ryan keek zijn gevangene strak en doordringend aan, terwijl hij het mes met grote kracht in de zitting van de stoel stak, een aantal centimeter verwijderd van het rechterbovenbeen van de insluiper. Het mes bleef rechtop in het hout staan. Ryan had informatie nodig en was duidelijk niet van plan om daar lang op te wachten.
Tien minuten later keek hij in de richting van de bank die in de hoek van de hut stond.
‘Heb je alles?’
Jack knikte.
‘Mooi zo, we kunnen niet meer wachten op zonsopkomst. Ik loop liever niet in het donker maar we moeten nu weg. Hoe eerder we in de buurt van de hoofdingang van het park zijn hoe eerder we weer voldoende signaal hebben om te bellen.’
‘Wat gebeurt er met hem?’ vroeg Jack, wijzend naar de man die weer vastgebonden op de grond lag.
‘Die blijft waar hij ligt totdat hij opgehaald wordt.’
Met de wandelstok die Ryan had gemaakt van een dikke tak die hij net voor de deur van de hut had gevonden, lukte het Jack om te lopen zonder te veel gewicht op zijn verzwikte enkel te zetten. Twee uur voor zonsopgang liepen de twee bij de hut vandaan, steeds verder het bos in. De wandeltocht van zestien kilometer liep langs de open vlakte waar de neergeschoten achtervolger van Jack lag.
‘Rust maar even uit. Ik moet even wat regelen en ben over zo’n vijf minuten terug. Hou je wapen klaar. Als je iets niet vertrouwt schiet je in de lucht en dan kom ik eraan,’ zei Ryan.
Jack zag zijn stiefvader de duisternis in lopen en tussen het hoge gras verdwijnen. Hij verstevigde zijn grip om zijn jachtgeweer en keek om zich heen. Een aantal tellen later ging het licht van een zaklamp aan verderop in het bos. Het licht bewoog zich steeds verder van het smalle pad af waar Jack op de dikke stam van een omgezaagde boom zat. Elk geluid dat hij hoorde deed hem opschrikken. Rechts van hem liep het pad het donkere bos in en aan zijn linkerkant verder de open vlakte op. Hij voelde zijn hartslag in zijn borstkas bonzen en zijn ademhaling werd zwaar en snel. De kolf van zijn geweer zette hij tegen zijn rechterschouder en de loop richtte hij het bos in, in het verlengde van het smalle pad. Met zijn rechterduim zette hij het wapen op scherp. De wijsvinger van zijn rechterhand gleed richting de trekker terwijl hij naar het licht bleef kijken. Ineens ging het licht uit. Minutenlang lang bleef hij bewegingloos zitten. Het zweet brak hem uit en de druppels begonnen langzaam van zijn gezicht af te lopen. Al zijn aandacht ging uit naar het silhouet dat hij op zo’n dertig meter afstand midden op het pad zag staan. Wat het was kon hij niet onderscheiden. Het leek niet dichterbij te komen, maar het verdween ook niet.